Vandaag is het de dag dat ik Richard weer ontmoeten zal,
daar word ik blij van wakker. Ik fiets naar zijn school. Mzungu Hi! roepen de
kids en ik zwaai en zij lachen. Op school mag ik buiten wachtten tot ze Richard
erbij hebben gehaald. Daar zie ik hem lopen! Wat is ie groot geworden, zo fijn
om te zien. Heel verlegen komt ie bij me staan, de juffrouw legt uit wie ik
ben. Maar hij verstaat al best goed Engels en kan zelfs al een woordje hier en
daar zeggen. Hij laat me de slaapzaal zien met zijn bed en de klamboe. Het ziet
er netjes uit hier, de klassen niet te vol, het erf mooi schoon en
opgeruimd. Ik breng een bezoekje aan
zijn klas, die prompt een liedje zingen voor me. Dan demonstreert Richard (hier
wordt ie Richardi genoemd, dus laat ik dat ook maar doen vanaf nu) hoe goed hij
het ABC kan opzeggen. Een enorme lach van oor tot oor, zo trots als een pauw is
ie, en ik ook. Ik bedank de klas en zeg tegen Richardi dat ik weer terug zal
komen voor nog een bezoekje.
Met een opgewekt gemoed stap ik de fiets op, maar ai, een slappe band. Ik word naar de plaatselijke fietsenmaker gebracht, waar mijn band wordt opgepompt. Dat moet je ook maar weten dat dat hier is. Dat is sowieso wel een Afrikaans iets: ze zijn niet scheutig met informatieborden oid, zodat het soms raden is.
Ik kom langs de dispensary, het lokale ziekenhuisje-je. Je-je omdat het eigenlijk niet zo mag heten, er is een dokter, maar die is altijd dronken. Er zijn zusters, die het eigenlijke werk doen, maar medisch niet voldoende onderlegd zijn en dan is er nog de inventaris. De aankleding is minimaal te noemen, de uitrusting belabberd. De bloeddrukmeter komt uit het jaar nul, de twee stethoscopen zijn stuk. Bloeddruk meten voor zwangere vrouwen is er dus niet bij hier. Toch waagt de arts zich eraan. Ik vraag hem om het aan de zuster te leren, die er een beetje giechelig bij staat. Maar hij zegt al dat de patiënte een lage bloeddruk heeft en loopt weer weg. De zuster en ik kijken elkaar aan en glimlachen: het zal wel. Ik bedenk me dat dit toch anders moet kunnen. Als dit de plek is waar mensen in nood terecht komen zijn ze verloren. Dat zal ook wel de reden zijn waar om er zo weinig komen natuurlijk. De zuster neemt me mee naar achter waar ze een fantastisch object heeft: een oefenbaby NeoNatalie genaamd. Helaas heeft de zuster geen idee wat ze met Natalie aan moet. Dat brengt me op het idee om de volgende midwifetraining hier te doen, zodat ze de pop kunnen zien en zodat ook de mensen hier op de dispensary wat leren.
Met een opgewekt gemoed stap ik de fiets op, maar ai, een slappe band. Ik word naar de plaatselijke fietsenmaker gebracht, waar mijn band wordt opgepompt. Dat moet je ook maar weten dat dat hier is. Dat is sowieso wel een Afrikaans iets: ze zijn niet scheutig met informatieborden oid, zodat het soms raden is.
Ik kom langs de dispensary, het lokale ziekenhuisje-je. Je-je omdat het eigenlijk niet zo mag heten, er is een dokter, maar die is altijd dronken. Er zijn zusters, die het eigenlijke werk doen, maar medisch niet voldoende onderlegd zijn en dan is er nog de inventaris. De aankleding is minimaal te noemen, de uitrusting belabberd. De bloeddrukmeter komt uit het jaar nul, de twee stethoscopen zijn stuk. Bloeddruk meten voor zwangere vrouwen is er dus niet bij hier. Toch waagt de arts zich eraan. Ik vraag hem om het aan de zuster te leren, die er een beetje giechelig bij staat. Maar hij zegt al dat de patiënte een lage bloeddruk heeft en loopt weer weg. De zuster en ik kijken elkaar aan en glimlachen: het zal wel. Ik bedenk me dat dit toch anders moet kunnen. Als dit de plek is waar mensen in nood terecht komen zijn ze verloren. Dat zal ook wel de reden zijn waar om er zo weinig komen natuurlijk. De zuster neemt me mee naar achter waar ze een fantastisch object heeft: een oefenbaby NeoNatalie genaamd. Helaas heeft de zuster geen idee wat ze met Natalie aan moet. Dat brengt me op het idee om de volgende midwifetraining hier te doen, zodat ze de pop kunnen zien en zodat ook de mensen hier op de dispensary wat leren.
Reacties
Een reactie posten